
Jurisprudentie
BB4623
Datum uitspraak2007-09-21
Datum gepubliceerd2007-10-02
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers111722/FA RK 06-871
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-02
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers111722/FA RK 06-871
Statusgepubliceerd
Indicatie
Adoptie van een thans meerderjarige Roemeen, waarbij de vraag of aan de voorwaarde als bedoeld in
artikel 1:228 lid 1 onder g BW (het niet of niet langer hebben van ouderlijk gezag door de ouders) is voldaan.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 21 september 2007
Zaaknummer: 111722 / FA RK 06-871
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven:
Inzake:
[verzoeker 1],
en:
[verzoeker 2],
beiden wonende te [adres],
verzoekers,
procureur mr. C.L.J.M. Wilhelmus
en:
[verweerder 1],
wonende te [adres],
en
[verweerder 2],
wonende te [adres],
wederpartij, verder te noemen: de ouders,
geen procureur.
1. Verloop van de procedure
Verzoekers hebben op 30 juni 2006 een verzoekschrift tot adoptie ingediend.
Verzoekers hebben schriftelijke verklaringen van de ouders van het betreffende kind overgelegd.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 10 januari 2007.
Het kind heeft zijn mening ter zitting kenbaar gemaakt.
Verzoekers hebben nog bij brief van 15 januari 2007 gereageerd.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft bij brief van 31 januari 2007 gereageerd.
2. Beoordeling
Verzoekers verzoeken de adoptie uit te spreken van [naam kind], verder te noemen: [roepnaam kind], geboren te [geb. plaats en -datum], kind van de echtelieden [verweerder 1] en [verweerder 2].
Verzoekers zijn gehuwd in [jaartal], en leven sedertdien samen. Op de dag van de indiening van het eerste verzoek was [roepnaam kind] minderjarig. [roepnaam kind] is geen kleinkind van een adoptant, en ieder der verzoekers is meer dan achttien jaren ouder dan [roepnaam kind]. Verzoekers hebben [roepnaam kind] al sedert [jaartal] onafgebroken verzorgd. [roepnaam kind] is niet met het oogmerk van adoptie naar Nederland gekomen, maar met het oogmerk hier de medische verzorging te krijgen die hij in zijn geboorteland [naam land] niet kon krijgen terwijl deze verzorging gelet op zijn specifieke medische problemen dringend noodzakelijk was. Verzoekers hebben [roepnaam kind] daarbij opgevangen, en gedurende het langdurige verblijf van [roepnaam kind] bij hen is hun rol veranderd. Verzoekers zijn [roepnaam kind] gaandeweg als hun zoon gaan beschouwen, en [roepnaam kind] is verzoekers als ouders gaan beschouwen. Mede gelet op het bepaalde in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de artikelen 3 e.v. van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) vragen verzoekers de adoptie uit spreken.
Ter gelegenheid van zijn verhoor heeft [roepnaam kind], die ouder is dan twaalf jaar, niet van bezwaren tegen het verzoek doen blijken, doch heeft hij juist aangegeven dat ook hij graag ziet dat de adoptie wordt uitgesproken waardoor verzoekers ook juridisch zijn ouders worden, waar zij dit in zijn beleving ook al zijn.
De ouders zijn hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen niet ter terechtzitting verschenen en hebben het verzoek niet tegengesproken. Uit de door verzoekers overgelegde notariële verklaringen volgt dat de ouders op de hoogte zijn van de wens van verzoekers om over te gaan tot de adoptie van [roepnaam kind], en dat zij daartegen geen verweer wensen te voeren. Zoals in de procedure onweersproken is gebleken heeft [roepnaam kind], hoewel de adressen van zijn ouders bekend zijn en de ouders ook bekend zijn met het adres van [roepnaam kind], sinds [jaartal] geen persoonlijk contact meer gehad met zijn ouders, en sinds enige jaren geen enkel contact meer met zijn ouders. De ouders hebben in de afgelopen jaren geen enkele invulling meer gegeven aan hun rol als ouders, welke rol geheel is overgenomen door verzoekers.
Uit het vorenstaande blijkt dat [roepnaam kind] van zijn ouders in die hoedanigheid niets meer heeft te verwachten.
Niet valt uit te sluiten dat de ouders op het moment van indiening van het verzoek nog het ouderlijk gezag uitoefenden. Vóór de herziening van het afstammingsrecht en de regeling van de adoptie in 1998 was vereist (artikel 1:228 lid 1 sub f Burgerlijk Wetboek (BW)-Oud) dat ten tijde van de indiening van het verzoek een van beide verzoekers het gezag over het kind had. Bij die herziening is dit gewijzigd, waarbij de Memorie van Toelichting op dat punt aangeeft “Het komt mij voor dat, ook als dat niet het geval is (bij voorbeeld omdat het gezag bij een voogdij-instelling berust), terwijl deze ouders het kind intussen al wel een jaar hebben verzorgd en opgevoed, de adoptie uitgesproken moet kunnen worden.” (MvT, Kamerstukken 1995-1996, 24 649, p 14). Thans verwoordt artikel 1:228 lid 1 sub g BW als voorwaarde voor adoptie dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag hebben, waarbij niet is vermeld wanneer aan deze voorwaarde dient te zijn voldaan. Nu bij sommige andere voorwaarden in lid 1 (sub a, sub e) uitdrukkelijk is vermeld dat aan de voorwaarde op moment van indiening van het verzoek moet zijn voldaan, komt het de rechtbank voor dat dit bij de onderhavige voorwaarde niet het geval is, en aan deze voorwaarde op het moment van beslissen moet zijn voldaan. Dit past ook in de lijn van de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 22 oktober 2003, LJN AN7583.
Aangezien [roepnaam kind] op dit moment meerderjarig is, oefenen zijn ouders niet langer het gezag over hem uit. Daarmee is voldaan aan het vereiste in artikel 1:228 lid 1 sub g BW. Overigens merkt de rechtbank op dat ook gelet op het feit dat dit vereiste aansluit bij het principe dat slechts van toewijzing van een adoptieverzoek sprake kan zijn als de ouder het kind niet kan of wil opvoeden, en hiervoor reeds is vastgesteld dat [roepnaam kind] van zijn ouders in die hoedanigheid niets meer heeft te verwachten, is voldaan aan de achterliggende gedachte van artikel 1:228 lid 1 sub g BW.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de adoptie toe te wijzen.
De rechtbank zal de adoptie uitspreken nu zij van oordeel is dat de adoptie in het kennelijk belang is van [roepnaam kind] en, gelet op het vorenstaande, ook overigens voldaan is aan de in artikel 1:228 BW gestelde voorwaarden.
Verzoekers hebben voorts verklaard dat [roepnaam kind] voortaan de geslachtsnaam [familienaam] zal hebben.
3. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt uit de adoptie van:
[naam kind], geboren te [geb. plaats en -datum];
kind van
[verweerder 1],
wonende te [adres],
en
[verweerder 2],
wonende te [adres];
door de echtelieden:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2],
beiden wonende te [adres].
Stelt vast dat verzoekers gezamenlijk hebben verklaard dat het kind als geslachtsnaam de naam [familienaam] zal hebben.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M.I.A. Bregonje, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2007 in tegenwoordigheid van L.H.M. Beckers, griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een procureur (advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.